Klachten werknemers tegen arts in opleiding tot bedrijfsarts afgewezen

Het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg Zwolle heeft  de tuchtklachten van vijf werknemers tegen een arts in opleiding tot bedrijfsarts afgewezen.

De klachten tegen haar opleider en een collega met deskundigheid op het gebied van chemische stoffen die haar heeft geadviseerd zijn eveneens afgewezen. Klagers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun klachten tegen de directeur van de arbodienst waarbij de artsen in dienst zijn.

Gevaarlijke chemische stoffen op het werk

De klagers werkten bij een onderneming in Gelderland die wikkeldraad produceert voor de industrie. Daarbij maakte het bedrijf gebruik van voor de gezondheid gevaarlijke chemische stoffen.

De arts in opleiding tot bedrijfsarts was de vaste bedrijfsarts bij het bedrijf. Verschillende werknemers hebben ademhalings- en andere klachten gekregen. De werknemers verwijten de arts onder meer dat zij had moeten ingrijpen en had moeten aandringen op nieuwe metingen bij het bedrijf.

Het college acht de klachten ongegrond. Bij de laatste metingen waren de waardes van de chemische stoffen onder de wettelijke norm. De arts heeft, toen het aantal werknemers met longklachten toenam, meer druk uitgeoefend om nieuwe metingen te verrichten. Uiteindelijk heeft de werkgever daar gehoor aan gegeven. Bij nieuwe metingen door een toxicoloog van het Radboud UMC werden onder meer verhoogde waardes isocyanaten in de urine van een aantal werknemers gevonden.

Op de vraag van de arts of de productie moest worden stilgelegd liet de toxicoloog weten dat er gezondheidskundig niets aan de hand hoefde te zijn. De arts mocht daarop vertrouwen.

Overige klachten tegen de arts

Volgens de klagers lijden zij aan long- en hersenaandoeningen als gevolg van het werken met chemische stoffen. De arts heeft steeds geadviseerd de klagers met longklachten niet meer te werk te stellen in de hal waar met chemische stoffen werd gewerkt. De werkgever heeft die adviezen opgevolgd. Daarom hoefde de arts geen eigen onderzoek te doen naar een eventueel verband tussen de longklachten en de werkomstandigheden. Om dat verband te kunnen aantonen zouden de werknemers namelijk opnieuw blootgesteld moeten worden aan die chemische stoffen, voor een periode van twee weken.

Voor het college staat verder niet vast dat er bij sommige klagers sprake is van de chronische hersenziekte CTE. Bij het stellen van die diagnose heeft de deskundige die op verzoek van klagers onderzoek heeft gedaan niet volledig de (internationale) richtlijnen gevolgd.

De arts wordt door de klagers tevens verweten dat zij geen melding heeft gedaan van deze aandoeningen als beroepsziekten bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Het college is echter van oordeel dat het verband tussen de aandoeningen en de werkomstandigheden nog onvoldoende vast stond.

Ook de klacht dat de arts niet voldoende onafhankelijk is geweest van de werkgever is ongegrond.

De andere aangeklaagde artsen

Omdat de klachten tegen de arts niet slagen, is de klacht tegen haar opleider eveneens ongegrond. Ook de collega die adviezen gaf op toxicologisch gebied gaat vrijuit.

De directeur van de arbodienst waarbij de artsen in dienst zijn is nooit betrokken geweest bij het bedrijfsgeneeskundig handelen van de arts. Klagers zijn daarom niet-ontvankelijk in hun klachten tegen hem.

Noot voor de redactie

Voor meer informatie neemt u contact op met het secretariaat van het tuchtcollege via 088 - 36 11039. De volledige uitspraken vindt u op 29 juli 2016 vanaf 13.00 uur op de website van het tuchtcollege tuchtcollege-gezondheidszorg.nl en vanaf 30 juli via tuchtrecht.nl.