Tuchtcollege Den Haag legt cardioloog zware maatregelen op wegens falende zorg

In beide gevallen heeft de cardioloog het ECG (electrocardiogram) niet goed geïnterpreteerd, waardoor hij levensbedreigende aandoeningen heeft gemist. De hierover ingediende klachten zijn gegrond bevonden.

In het ene geval gaat het om een meisje van 15 jaar, dat na onderzoek door de neuroloog in 2013 was doorgestuurd naar de cardioloog. Bij de fietsproef (inspannings-ECG) kwamen dusdanig verontrustende signalen naar voren dat het meisje direct opgenomen had moeten worden en een behandeling had moeten worden ingezet. Dit is niet gebeurd omdat de cardioloog de signalen niet als acuut heeft geïnterpreteerd. Dit was onterecht. Er waren duidelijke aanwijzingen voor een “bidirectionele ventriculaire tachycardie” (een ernstige hartritmestoornis). Het meisje is enkele weken later plotseling overleden.

Het andere geval betreft een 19 jarige jongeman. Hij was in 2011 en 2014 door de huisarts doorgestuurd naar de cardioloog. Ook bij deze jongeman heeft de cardioloog het ECG niet goed geïnterpreteerd. Hij heeft ten onrechte de diagnose Wolff-Parkinson-White niet gesteld. Naar het oordeel van het college had hij moeten zien dat de patiënt kampte met deze levensbedreigende hartritmestoornis. Ook bij deze jongeman hadden onderzoek en behandeling ingezet moeten worden. Hij is in 2015 plotseling overleden.

Aan de cardioloog is in de ene zaak een berisping opgelegd. In de andere zaak - zo kort na de eerste - is zijn inschrijving als arts in het BIG-register voorwaardelijk geschorst voor de tijd van een jaar, met een proeftijd van 2 jaar. De cardioloog mag zich binnen de proeftijd niet opnieuw schuldig maken aan beroepsfouten. Daarnaast is hem een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd op het gebied van nascholing, supervisie en controle door de Inspectie.

Tot slot hecht het college eraan nog het volgende op te merken. Op 15 april 2015 zijn al tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd aan drie collega’s van de arts, die in hetzelfde ziekenhuis bij de behandeling van het meisje waren betrokken en onvoldoende kritisch de bevindingen van de cardioloog hadden gevolgd. Dit alles heeft toen tot verdere stappen geleid. De cardioloog heeft vanaf mei 2015 enkele maanden onder supervisie gewerkt van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Daarbij is ook bekeken of ‘de situatie op de afdeling cardiologie veilig was voor patiënten’. Dit was volgens de supervisie het geval. Er heeft tevens een onderzoek plaatsgevonden van statussen van jonge patiënten die zijn behandeld door de cardiologen van het ziekenhuis. Hierin zijn geen fouten in diagnostiek en behandeling naar voren gekomen. Ditzelfde geldt voor de 100 onderzochte statussen van door de cardioloog behandelde patiënten.

De volledige uitspraken, bekend onder kenmerk 2015-176 en 2015-162, worden in geanonimiseerde vorm gepubliceerd op tuchtrecht.nl.