“Een gewaarschuwd arts is nog geen slechte arts”
Artsen in opleiding (aios) laten hun naam op een lijst zetten om samen met Isabelle van Rijn naar een tuchtzaak te kunnen. Haar manier van lesgeven wordt breed gewaardeerd en is bekend binnen én buiten de universiteitsmuren. Wat drijft deze docente gezondheidsrecht en wat geeft ze de toekomstige generatie artsen mee over het tuchtrecht?
Kan je kort iets vertellen over je achtergrond?
“Mijn dagelijks werk bestaat onder meer uit het geven van onderwijs in het gezondheidsrecht aan huisartsen in opleiding. Ik ben verbonden aan de Huisartsopleiding van de Universiteit Maastricht. Daarnaast werk ik als ambtelijk secretaris voor twee geschillencommissies (huisartsenzorg en openbare apotheken) bij de stichting klachten en geschillen eerstelijnszorg (skge). Ook ben ik zo nu en dan actief als lid-jurist in het tuchtcollege in Den Bosch. Eerder was ik bij dat tuchtcollege verschillende jaren werkzaam als secretaris. In mijn huidige werk combineer ik werkzaamheden in het tuchtrecht en het klachtrecht met elkaar. Het overbrengen van mijn kennis en ervaring in het gezondheidsrecht (waaronder tucht- en klachtrecht) aan zorgprofessionals, geeft mij veel voldoening. Ik hoop hierdoor een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg.”
Volgens mij ben je een bezig bijtje. Wat drijft jou in al die functies?
“Wat zo leuk is aan deze combinatie, is dat het mij op verschillende manieren uitdaagt en prikkelt. Het leuke aan het geven van onderwijs in het gezondheidsrecht is dat je vóóraf bijdraagt aan de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg door bijvoorbeeld thema’s te behandelen als het beroepsgeheim, de rechten van de patiënt op het dossier, de behandeling van minderjarigen en het aangaan en beëindigen van de behandelingsovereenkomst. In mijn functies bij skge en bij het tuchtcollege gaat het om een beoordeling van het handelen achteraf. Dat is anders.
Bij skge en bij het tuchtcollege schrijf ik uitspraken. Het is belangrijk ernaar te streven dat iedere partij in een zaak zich gehoord voelt. Ik vind het bovendien belangrijk om een uitspraak zo te schrijven dat niet alleen de betrokken partijen deze begrijpen, maar ook de zorgprofessionals in het veld. Zo kunnen ook zij van een casus leren. Wanneer ik onderwijs geef aan aios probeer ik hen ook zelf te laten nadenken over een casus. Een belangrijke functie van het tucht- en klachtrecht is ook de lerende werking.”
Hoe doe je dat dan, artsen in opleiding zelf laten nadenken over het tuchtrecht?
“Ik bezoek regelmatig een tuchtzaak met artsen in opleiding. Meestal zijn dat huisartsen in opleiding, maar inmiddels weten ook aios van het Maastricht UMC mij te vinden voor zo’n bezoek. Zo’n bezoek ziet er als volgt uit. Eerst geef ik informatie over het tuchtrecht. Ik bespreek dan onder meer hoe het tuchtrecht werkt, wat een zorgverlener kan verwachten als er onverhoopt een tuchtklacht op de mat valt en hoe een zitting verloopt. Ook de jaarcijfers komen aan bod en de do’s en don’ts. Er is veel gelegenheid tot het stellen van vragen. Aansluitend wonen we een zitting bij.
Ik vraag de aios dan niet alleen op de inhoud van de zaak te letten, maar ook op het college. Neemt het college een neutrale houding aan en stelt het open vragen aan beide partijen? Na de zitting bespreken we de ervaringen van de aios. Meestal zijn die positief in die zin dat het meeviel. Ze zijn vaak opgelucht. ‘Het college is eigenlijk heel menselijk’ is een uitspraak die ik vaker hoor. Hoewel men zich realiseert dat het echt wel anders is als je zelf in het ‘beklaagdenbankje’ staat, stelt een bezoek aan het tuchtcollege gerust. Dan is mijn doel als docent bereikt: de angst voor het tuchtrecht verminderen. Ik probeer ook vaak te benadrukken dat, wanneer je naar eer en geweten handelt, dat ook tijdens een zaak wel duidelijk wordt. Dat het iedereen eens kan overkomen. Een zorgverlener is ook maar een mens en mensen maken wel eens fouten. Wat ik ook wil meegeven: ook al krijgt een arts een waarschuwing: een gewaarschuwd arts is nog geen slechte arts. Ik zeg altijd: als het tuchtcollege vindt dat je niet geschikt bent voor je vak, dan zou je zijn doorgehaald.
Naast bezoeken aan het tuchtcollege, laat ik studenten in mijn onderwijs ook af en toe zelf een tuchtzaak analyseren. Zij krijgen dan van een bestaande zaak de feiten en standpunten en het is de bedoeling dat zij op de stoel van de tuchtrechter gaan zitten. Wat zou de tuchtrechter hier overwegen en beslissen? Het is bijzonder leuk om te zien dat aios vaak tot min of meer dezelfde conclusie komen als de tuchtrechter. Ik complimenteer de aios dan: ‘Zie je wel, jullie weten heel goed hoe het zit!’.”
En als we het nu eens van de andere kant bekijken. Wat zie jij dat zaak doet met een klager/patiënt? Hebben zij in jouw ogen een goed beeld van het tuchtrecht?
“Volgens mij is het vaak verwarrend voor klagers waar ze precies terecht kunnen met een klacht. Er zijn veel verschillende instanties die klachten behandelen en bemiddelen. Een klager zal zich moeten afvragen wat hij of zij met een klacht wil bereiken. Herstel van vertrouwen? Erkenning? Correctie van de zorgverlener? Schadevergoeding? Dit zijn verschillende doelen. Het doel is bepalend voor de weg die de klager kan bewandelen. Tuchtklachtfunctionarissen kunnen klagers daarbij helpen. Ik kan moeilijk beoordelen hoe klagers het tuchtrecht zien, ik spreek hen nooit. Bij de skge is dat anders, daar spreek ik klagers wel. Het beeld dat klagers hebben van de geschillencommissie is wisselend, het hangt waarschijnlijk ook wel af van het oordeel van de commissie. Het mooiste is natuurlijk als het vertrouwen tussen patiënt en zorgverlener hersteld kan worden. Dat de stap naar de geschillencommissie of het tuchtcollege niet gemaakt hoeft te worden.”
Je kent het werk van de tuchtcolleges al jaren, vanuit verschillende perspectieven. Is je daarin ook iets opgevallen?
“Wat mij opvalt is dat de tuchtcolleges steeds reflectief zijn. Ik bedoel daarmee onder andere dat er veel aandacht is voor begrijpelijke taal in de uitspraak. Ook ervaar ik dat gelet wordt op zittingsvaardigheden van de collegeleden. Daarmee bedoel ik dat het belangrijk is om een open en neutrale houding te hebben tegenover partijen op de zitting. Dat aan beide partijen vragen worden gesteld. Dat is nodig. Ik zie ook dat aios tijdens de zitting die we bijwonen erg letten op de houding van de leden van het tuchtcollege. Dat geldt dus zeker ook voor partijen. De houding van het college moet eraan bijdragen dat beide partijen zich gehoord voelen. Dat vergroot de kans op aanvaarding van de uitspraak.”