Klacht tegen vertrouwensarts Veilig Thuis en kinderarts ongegrond

Amsterdam - Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam verklaart de klachten van de ouders tegen een behandelend kinderarts en tegen een vertrouwensarts van Veilig Thuis (VT) ongegrond.

De klachten

De klachten hebben betrekking op de door de behandelend kinderarts bij VT gedane melding met betrekking tot klagers’ zoon, waarbij de kinderarts de KNMG meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld niet zou hebben gevolgd. Bovendien zou zij haar beroepsgeheim hebben geschonden.

Klagers verwijten de vertrouwensarts van VT, die deze melding in behandeling nam, dat zij zeer onzorgvuldig is geweest bij het invullen van het triageformulier (intake), de melding aan de politie en het eindrapport. Zij zou een beeld hebben geschetst dat reeds vaststaat dat sprake is van kindermishandeling en ontlastende informatie hebben weggelaten.

Oordeel van het tuchtcollege

De klachten tegen de kinderarts zijn door het tuchtcollege afgewezen. De kinderarts is eerst na uitgebreid onderzoek, waarbij herhaaldelijk overleg met collega’s heeft plaatsgevonden, tot de conclusie gekomen dat de ernstige klachten van klagers’ zoon niet konden worden verklaard en dat kindermishandeling niet uitgesloten kon worden. Naar het oordeel van het tuchtcollege heeft deze kinderarts op alle vlakken overeenkomstig de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld gehandeld. Dat zij haar beroepsgeheim zou hebben geschonden is evenmin gebleken.

De klachten tegen de vertrouwensarts zijn eveneens afgewezen. Het college heeft geen oordeel gegeven over (de kwaliteit van) het eindrapport van VT, omdat dit eindrapport te laat in de procedure is ingebracht. De schriftelijke weergave in het triageformulier steunt zwaar op de melding van de kinderarts en enkele passages zijn letterlijk overgenomen. Het formulier geeft weinig ruimte en mogelijkheid tot nuance. Niet is gebleken dat de vertrouwensarts daarin onjuiste of onvolledige informatie heeft opgenomen; hetzelfde geldt voor de melding aan de politie. In de betreffende stukken wordt consequent gesproken over (ernstige) vermoedens van kindermishandeling of wordt aangegeven dat dat niet kan worden uitgesloten. Er wordt niet, zoals klagers stellen, vermeld of geïnsinueerd dat reeds vaststaat dat sprake is van kindermishandeling.