Euthanasie bij demente patiënt met schriftelijke wilsverklaring

De Inspectie heeft geklaagd over euthanasie (in 2016) bij een demente patiënte in een verpleeghuis. Aanleiding hiervoor was het oordeel van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) dat de euthanasie op onderdelen niet zorgvuldig was geweest.

Oordeel tuchtcollege

Het college is het hier grotendeels mee eens.

  1. De schriftelijke wilsverklaring was in dit geval niet in orde.
  2. De arts had moeten proberen om de uitvoering van de levensbeëindiging tevoren met patiënte te bespreken.

Schriftelijke wilsverklaring niet in orde

Er was sprake van een zwaar demente (dus wilsonbekwame) patiënte, die uitzichtloos en ondraaglijk leed en bij wie geen behandelopties waren. De arts heeft op basis van een eerdere schriftelijke wilsverklaring van patiënte euthanasie toegepast. Het College heeft geoordeeld dat deze schriftelijke wilsverklaring niet genoeg was, omdat deze onduidelijk en tegenstrijdig was. Er stond in dat patiënte niet naar een verpleeghuis wilde, maar ook stond er in dat dat patiënte zelf het moment van euthanasie wilde kiezen. Patiënte heeft echter nooit om euthanasie gevraagd, niet (eerder) aan de huisarts en ook niet in het verpleeghuis.

‘Gelet op de onomkeerbaarheid van levensbeëindiging en de ethische aspecten die verbonden zijn aan het bewust beëindigen van het leven van een medemens, moet een schriftelijke euthanasieverklaring om deze te kunnen gebruiken niet voor meer uitleg vatbaar te zijn. Er is in beginsel geen ruimte voor interpretatie ervan’, aldus het college.

Op basis van deze wilsverklaring had de arts dus niet de overtuiging mogen krijgen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte om (op dat moment) tot levensbeëindiging over te gaan.

Het College heeft nog wel gezegd dat het niet volstrekt is uitgesloten dat  onduidelijkheden in een schriftelijke wilsverklaring kunnen worden weggenomen (ook bij een demente patiënt) wanneer een patiënt later eenduidig, consequent en vasthoudend is (verbaal of non-verbaal) in zijn uitingen om dood te willen. Bij deze patiënte was hier geen sprake van omdat ze soms zei wel dood te willen en soms ook (nog) niet.

Arts had moeten proberen om uitvoering van de levensbeëindiging tevoren met patiënte te bespreken

Ook had de aangeklaagde arts moeten proberen om (passend bij het bevattings­vermogen van patiënte) met haar te bespreken dat euthanasie zou worden toegepast en dat daarbij eerst een slaapmiddel in de koffie zou worden gedaan. Misschien zou dit dan tot gevolg hebben gehad dat patiënte dat dan niet zou willen, maar het recht om over het eigen leven te beschikken raakt een demente patiënte in beginsel niet kwijt.

Beslissing

Aan de arts, die zich open en toetsbaar heeft opgesteld, is een berisping opgelegd. De geanonimiseerde beslissing wordt ook gepubliceerd op tuchtrecht.nl.

Noot voor de redactie

Als journalist kunt u voor een toelichting op deze beslissing contact opnemen met de woordvoerder van het Regionale Tuchtcollege Den Haag mw. mr. I.C.M. Spitters via 06-55486225.