Plastisch chirurg berispt vanwege niet uitvoeren afgesproken ingreep

Den Haag - Klaagster heeft een klacht ingediend tegen plastisch chirurg,  omdat hij alleen een borstvergroting met protheses heeft uitgevoerd in plaats van een borstlift met protheses. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt beklaagde een berisping op.

Reden klacht

Tijdens de twee consulten bij beklaagde is besproken dat klaagster last had van hangende en ongelijke borsten. Hiervoor zou een borstlift met protheses (volgens de anker-methode) plaatsvinden waarbij het verschil tussen rechts en links zou worden verkleind.

Beklaagde heeft een borstvergroting uitgevoerd. Na de operatie was klaagster niet tevreden. Ze had gedacht een borstlift met protheses te krijgen en vond de tepels te laag zitten. De borsten waren nog asymmetrisch. Zij heeft ook voor een borstlift met protheses betaald.

Standpunt plastisch chirurg

Beklaagde heeft, naar zijn herinnering tijdens het tweede consult, met klaagster besproken dat het plaatsen van (grotere) prothesen al een liftend effect zou kunnen hebben. Klaagster zou het aan hem overlaten om te beoordelen of een borstvergroting voldoende lift zou geven, en zo ja, er geen borstlift met ankers zou plaatsvinden. Beklaagde heeft bij klaagster aan beide zijden de borstprotheses ingebracht en geen borstlift met ankers uitgevoerd. 

Oordeel tuchtcollege

De klacht is gegrond. Klaagster heeft in het eerste consult duidelijk aangegeven dat zij een borstlift (met ankers) wilde. Ook heeft zij op de ochtend van de operatie in het toestemmingsformulier genoteerd dat zij kwam voor een borstlift met protheses.

In de dossieraantekeningen van het tweede consult is niet vermeld dat beklaagde het eventueel achterwege laten van de borstlift met klaagster heeft besproken en zij daarmee heeft ingestemd. Ook is niet aannemelijk geworden dat klaagster op de dag van de operatie daarmee heeft ingestemd, in weerwil van de aantekeningen in het dossier op die dag. Was het achterwege laten van de borstlift met ankers daadwerkelijk nog direct voorafgaand aan de ingreep ter sprake gebracht, dan nog was dit niet het juiste moment. Op zo korte termijn heeft een patiënt onvoldoende gelegenheid om de consequenties van een dergelijk voorstel te overzien en daarmee weloverwogen in te stemmen.

Verder is opgevallen dat beklaagde de ingreep vóór aanvang al heeft omschreven als “BV” (borstvergroting) zonder enig voorbehoud. Nergens blijkt voorts uit dat hij gedurende de operatie heeft beoordeeld of het inbrengen van protheses al een voldoende liftend effect had.

Naast deze klacht had klaagster nog enkele andere verwijten/klachtonderdelen tegen beklaagde. Die zijn door het Tuchtcollege ongegrond verklaard.

Opgelegde maatregel

Het College vindt het in het voordeel van de beklaagde pleiten dat hij niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen. Aan de andere kant heeft beklaagde – hetzij welbewust, hetzij omdat hij zelf geen inzichtelijk dossier heeft bijgehouden, niet de met klaagster overeengekomen operatie uitgevoerd. Dat zou mogelijk niet erg zijn geweest als met het inbrengen van de borstprotheses daadwerkelijk een voldoende liftend resultaat zou zijn bereikt, maar dit was niet het geval. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het College een berisping op zijn plaats.

De volledige uitspraak zal worden gepubliceerd op www.tuchtrecht.nl en tijdelijk op www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl